De palmboom groeit gestaag. Hij vormt in het hart nieuwe palmtakken, die eerst stijf rechtop staan maar in een paar weken langzaam naar buiten buigen en een nieuwe “kroon” vormen. De onderste, oudste, palmbladeren buigen steeds verder door (mede door het gewicht van de nieuwe palmtakken) en worden minder mooi (wind) en bruiner. Dan is het tijd om die onderste palmtakken eraf te zagen.

Inderdaad, zagen want het zijn dikke vezelige takken die breed uitlopen en daarmee stevig vast zitten aan de palmboom. Je moet de takken dicht op de stam afzagen, zodat er een soort “schubbige” stam ontstaat die in de loop van maanden verder sluit/indroogt en een stevige bast vormt. De afgelopen jaren is er wel gesnoeid maar niet echt dicht op de bast. Hierdoor zitten er een flink aantal uitsteeksels aan de boom: schubben met breed stuk van de beginnende palmtak.

Doordat de palm vrolijk verder groeit en de bast uitdroogt, zitten veel van deze schubben los. Aan het begin van een palmtak zitten vaak nare sterke stekels. Het zijn de eerste, niet volgroeide “veren” van de palmtak en zijn heel puntig en scherp. Na het kort afzagen van de onderste palmtakken, trok E, de man des huizes, met soms wat kracht veel van deze oude schubben los om de palmboom een fraaier uiterlijk te geven.

En toen kwamen er vreemde kostganger tevoorschijn.

Ze zijn een beetje doorschijnend en grijzig. Ze hebben maar een paar pootjes, kunnen daardoor niet echt lopen maar hebben vervaarlijk uitziende kaken. Hieronder twee filmpjes van deze wezentjes…

Een buurman verderop kon vertellen dat het om engerlingen gaat, die eigenlijk de opruimers in de natuur zijn. Ze voeden zich  met rottend plantenafval. Bij gebrek daaraan, kunnen ze ook ondergronds aan de wortels van planten of gras knagen. Maar in dit geval waren het eigenlijk de vuilnismannetjes van de grote palmboom. We hebben ze overgezet naar een nieuwe werkomgeving: een braakliggend terrein met veel oude struiken, tuinafval en cacteeën…

 

 

 

Geef een reactie